De ontsnapping
In Deventer, 1960, zat ik als jongetje in een houten box in oma’s tuin. Voor de groten was dat ‘veilig’; voor mij een gevangenis. Met “DA!” onderhandelde ik om koekjes, maar ik droomde van ontsnappen. Ik stapelde een blokkendoos, rammelaar en versleten eend, klom over de rand en landde op een stuk speculaas. Moeder zei niets en zette me terug. Die drie minuten vrijheid leerden me: omheiningen hebben een rand van licht voor wie durft.
Wolfstraat 21
Wolfstraat 21 leeft in mijn herinnering als een te klein huis vol stemmen, stilte en gebaren. Rond de tafel, waar mijn stiefvader het brood verdeelde als een landkaart, leerde ik tellen met stoelen en borden. Moeder zat bij de kachel, de avonden gloeiden van gelig licht en ingehouden werelden. Boven sliep ik met Pietje, mijn zusjes fluisterden geheimen. Het huis was een doolhof van geluiden en dromen, een weefsel dat mij nog altijd draagt.
Niet te hard, niet te zacht
Na een eerste nacht samen belandt hij aan haar keukentafel, waar een zachtgekookt ei het begin vormt van een zintuiglijk, licht erotisch spel. Terwijl hij denkt haar te begrijpen, blijkt zij de regie te houden — subtiel, speels en precies. Het ei glijdt over zijn huid, spanning bouwt zich op, tot het onverwacht breekt. Wat een intiem moment leek, eindigt in gelach en verleiding. Niet te hard, niet te zacht is een verhaal vol aanraking, timing en temperament.
Drieluik – Zelfportret
Ik bewaar drie dingen: een weckpot met mijn melktanden, een lintje voor stilte, en een sleutel aan een veter om mijn hals. Elk draagt herinneringen – aan mijn moeder, mijn andere ik die sprong, en mijn vader die verdween. In de kelder staat een kist die ik zelf maakte, met een stem die mijn naam kent. Wat ik bewaar, is vreemd, soms pijnlijk, maar het is van mij. Want wat overblijft, is vaak kleiner dan je dacht.
Warhoofd op maandag
In de supermarkt valt een warhoofdige man op door zijn vreemde boodschappen, een koffievlek in de vorm van de provincie Brabant en zijn verwarde gedrag bij de kassa. Hij raakt afgeleid, twijfelt over de dag van de week, vergeet bijna te betalen en laat uiteindelijk zijn notitieboekje achter. Ikzelf raap het op en lees één raadselachtige zin. Wat begint als een alledaags tafereel, verandert in een subtiel portret van verwarring, warmte en vergankelijkheid.
Geluid
Wat wekt je als het geen wekker is? Soms is het een nauwelijks hoorbaar geluid – een klik, een zucht, iets dat zich aandient en dan verdwijnt. In deze verstilde scène, ergens tussen nacht en ochtend, ontvouwt zich een herinnering zonder reden. Een moment waarin luisteren belangrijker wordt dan weten, en het verleden zich fluisterend aandient. Niet alles wat je hoort, kun je benoemen. En soms lijkt juist dát het begin van iets echts.
Geen weg terug
In een boshut aan de rand van de wereld zoekt Arvo vergetelheid na de oorlog. Wanneer een vrouw verschijnt met een kind gewikkeld in linnen, raakt de stilte geladen met herinnering, verlies en iets dat op genade lijkt. Een wolf doemt op als boodschapper, schedels worden tot wachters. In de sneeuw vervagen grenzen tussen droom en werkelijkheid. Als de vrouw verdwijnt, blijft Arvo achter — alleen, of misschien eindelijk in gezelschap van wat hij ontkende te zijn.
Twee knopen
De knopen, één zwart en grof, de ander klein en melkwit, liggen stilzwijgend tussen ons in. Ze herinneren aan die noodlottige middag bij oma, toen mijn stiefvader Piet mishandelde omdat hij een laken had gescheurd, en ik verlamd toekeek zonder in te grijpen. Wij confronteren elkaar nu met schuld en verwijten. Piet vertrekt bitter en laat mij achter met de knopen, symbolen van ons gedeelde verleden, onze pijn, en een verbroken band tussen broers.
anno Domini 1243
Ik ontwaakte in 1243, verdwaald in een wereld zonder technologie. In de abdij van Villers leerde ik overleven in de harde realiteit van de Middeleeuwen. In een veld ontmoette ik Odalinde, een jonge vrouw met kastanjebruin haar, die me hielp en me diep raakte met haar warmte en eerlijkheid. Hoewel we een band opbouwden en ik door haar werd aangetrokken, besloot ik terug te keren naar mijn eigen tijd, haar achterlatend maar nooit vergetend.
De werkster
Elke ochtend fietst een werkster door de koude, stille straten naar haar kantoorpand. Daar begint ze aan haar routine: vloeren schoonmaken, sporen wissen, terwijl mensen haar voorbijlopen zonder haar te zien. Ondanks de eentonigheid en onzichtbaarheid vindt ze betekenis in haar werk. De glans van een vloer en een schoon raam bieden haar voldoening en een moment van introspectie. Haar werk brengt helderheid, niet alleen aan de ruimte, maar ook aan haar eigen gedachten.
Voilà
In het schemerlicht vertelt een vrouw, met ogen vol diepte en wanhoop, haar verhaal. Ze vraagt de verteller haar niet te vergeten, haar dromen en bestaan te delen met anderen. Haar woorden, breekbaar maar krachtig, vullen de ruimte met rauwe emoties. Uiteindelijk draait ze zich om en verdwijnt in haar eigen schaduw. De verteller blijft achter, geraakt door haar stem en verhalen, beseffend dat haar aanwezigheid, hoe vluchtig ook, genoeg was.
Het huwelijk
Het huwelijk, een dans van beloftes en compromis, begint vaak met dromen en eindigt met realiteit. Twee mensen verweven levens vol hoop, maar ontdekken onderweg dat liefde ook schuilt in kleine gebaren: een kop koffie op een lange dag, een hand op een schouder tijdens stilte. Het is geen perfecte harmonie, maar een samenspel van vallen en opstaan, groeien en verdragen. Uiteindelijk is het niet perfectie, maar volharding die het sterk maakt.