Dierendag 2024

Dierendag 2024

790 woorden, 4 minuten leestijd

Het is 4 oktober. Dierendag. De stad leeft op, overal zie je mensen met hun huisdieren: honden met glanzende nieuwe halsbanden, katten in manden met zachte kussens. De winkels hangen vol ballonnen, kinderen rennen door de straten, hun handen vol kleurige folders voor de dierenshows. Maar in een klein, somber hoekhuis, blijft het stil.

Haarbal, een oude, grijze kat, zit op de vensterbank van het huis van mevrouw De Vries. Haar gele ogen kijken naar buiten, waar de wereld zindert van activiteit. Binnen hangt een zware lucht van stof en vergetelheid. Mevrouw De Vries ligt nog in bed, zoals de laatste tijd altijd. Vroeger was Dierendag een feest voor Haarbal: een schaaltje melk, een stukje vis, altijd een nieuw speeltje. Maar dit jaar is het anders.

Haarbal springt op het bed en loopt voorzichtig naar haar baasje toe. Ze miauwt zacht, een uitnodiging voor een aai, een teken van leven. Maar mevrouw De Vries reageert niet. Haar gezicht is bleek, haar lippen droog. Ze ligt stil, haar handen rusten op de deken als gebroken vleugels. Haarbal snuffelt even aan haar gezicht. Er is een vreemde geur, iets bitters. Iets kouds.

De deur naar de hal staat op een kier. Dat was vroeger ondenkbaar. Mevrouw De Vries was altijd zo precies, zo voorzichtig. Haarbal glijdt geruisloos van het bed en duwt de deur verder open met haar kopje. De koude gang strekt zich voor haar uit, een smalle tunnel naar de buitenwereld.

Buiten is het een levendige dag. In het park naast het huis zitten mensen op bankjes, lachend met hun dieren. Een hond rent achter een bal aan, een meisje roept naar hem. Haarbal loopt aarzelend verder, haar pootjes zachtjes over de stoep. Maar iets trekt haar terug. Iets zit haar niet lekker. De rust in het huis achter haar voelt onnatuurlijk.

Plots hoort ze het. Een geluid, nauwelijks hoorbaar, een zachte beweging. Alsof er iets schuift, of misschien… ademt? Ze draait zich om, kijkt terug naar de open voordeur. Een koude rilling trekt langs haar ruggengraat. Ze weet dat ze moet teruggaan.

Haarbal glipt terug het huis in, haar stappen voorzichtig, bijna tastend. De gang is donker, de lucht voelt zwaar. Als ze de slaapkamer bereikt, ziet ze mevrouw De Vries nog steeds in bed liggen, maar deze keer zijn haar ogen open. Doodstil staart ze naar het plafond, haar blik leeg en ondoorgrondelijk.

“Haarbal…” fluistert ze plotseling, zonder haar ogen te bewegen. Haar stem klinkt droog, schraperig, alsof ze door iets verstopt wordt. “Waar ben je geweest?”

De kat voelt een vreemde kou door zich heen trekken, maar ze springt toch op het bed, zoals ze altijd doet. Haar instinct trekt haar naar de vertrouwde geur van haar baasje. Maar zodra ze zich naast mevrouw De Vries nestelt, gebeurt er iets vreemds. Mevrouw De Vries’ hand beweegt traag, als bij een robot, naar Haarbal. Ze streelt haar zacht, maar de aanraking is verkeerd: te hard, de vingers knijpen haastig, niet zoals vroeger. Haarbal verstijft.

“Je laat me niet alleen vandaag,” fluistert mevrouw De Vries, haar stem bibberend, een randje van iets wat klinkt als… woede? Of verdriet? Haarbal wil wegspringen, maar de hand van mevrouw De Vries klemt zich ineens vast om haar nek, stevig, maar niet agressief. Meer zoals iemand die iets kwijt was en het met alle macht wil vasthouden.

De ademhaling van mevrouw De Vries klinkt steeds zwaarder, alsof ze moeite heeft om te ademen. “Het is Dierendag, Haarbal… en jij blijft bij me… nietwaar?” Haar ogen rollen nu langzaam naar de kat, maar ze lijken niets te zien, alsof ze in een andere wereld kijkt. Haar grip op Haarbals nek wordt strakker, en de oude kat begint te worstelen. Er is geen liefde in die aanraking, alleen wanhopige vastberadenheid.

Haarbal weet zich uiteindelijk los te rukken, haar hart bonst in haar keel. Ze springt van het bed en rent de kamer uit, haar nagels tikken luid op de houten vloer. Ze blijft even staan in de deuropening en kijkt achterom. Mevrouw De Vries beweegt niet meer. Ze staart weer naar het plafond, haar hand die net nog klemde, ligt nu slap naast haar op het bed.

De stilte die volgt, is zo diep dat Haarbal het geluid van haar eigen ademhaling hoort. Maar er klopt iets niet… Ze voelt het. Ze sluipt voorzichtig terug, kijkt nog een keer naar de oude vrouw op het bed. En dan ziet ze het: de mond van mevrouw De Vries staat lichtjes open, een bijna onzichtbare druppel speeksel loopt langs haar kin. Maar haar borst beweegt niet meer. Haar ogen zijn leeg, starend, alsof ze ergens onderweg is blijven steken.

Mevrouw De Vries is niet meer.

Maar wie had haar dan net vastgehouden?