Heb jij ooit het gevoel gekend dat diep in je iets bloeit, dat je ziel zonnig, kleurrijk en speels opengaat? Zoals een bloem die zich steeds verder opent om meer zonlicht en vocht op te vangen, en ernaar streeft om je de grootste vreugde en betovering te bieden die het leven heeft.
Hoewel het een uitdaging is om dit gevoel onder woorden te brengen, vind ik het net zo moeilijk om erover te zwijgen. Dit is wat ik bedoel als ik spreek over verliefdheid. Ik herinner me nog het pure en sierlijke gebaar waarmee je die gele bloemen plukte, doordrenkt van de geur van vochtige aarde, in het lentezonlicht bij de vijvers van Nierhoven, jaren geleden.
Ik herinner me ook hoe de herfstbladeren ritselden boven het ijskoude water van diezelfde vijvers, terwijl de afnemende maan als een karmozijnrood goudklompje in de mist boven de heuvels hing, en het geluid van klokken galmde uit de toren van de Sint-Bavokerk. Het levendigst herinner ik me hoe je lippen koud werden door de winterlucht en hoe je me met diezelfde ijzige lippen weer opwarmde.
Dat was in Grijzegrubben, Limburg, waar ik voor het eerst naar Debussy luisterde en ontdekte hoe prachtig zijn muziek was, hoe “Nuages” de wolken laat zingen. Midden in de vage stemmen van de nacht en het klaterende geluid van de Platsbeek, zweefde de ijle melodie van de wolken naar me toe.
Een koude wind bladerde door de gele bladzijden van mijn herinneringen, die onbedoeld teruggaan naar de stad waar ik opgroeide, Utrecht. Maar ik hou gewoon niet meer van die stad; de enige plek waar ik volledig besef hoe groot de kloof tussen mijn kinderjaren en mijn huidige leven is. Zelfs mijn favoriete plek, het Janskerkhof, waar het standbeeld van Willibrordus met zijn bronzen blik de Korte Jansstraat in kijkt, kan mij niet meer bekoren.
Hier in Rolde is het lente, althans volgens de kalender. De start van deze lente is verbazingwekkend: het hele dorp lijkt wel een reusachtig park in volle bloei, waar forsythia’s, magnolia’s en rododendrons wedijveren in een corso van kleurenpracht. Op dagen dat de zon schijnt, wordt het al wat warmer en waait de geur van het voorjaar naar binnen door de openstaande ramen.
Ik zie een leven voor me dat niet kan bestaan; nee… ik zie een naïef en mooi leven, op het domme af. Laat alles maar komen, zonnig, speels en kleurrijk bloeiend.