527 woorden, 3 minuten leestijd
De ochtend breekt open als een oude houten deur die kraakt op haar scharnieren. In de schemer tussen slapen en waken drijven woorden als ijsschotsen door mijn hoofd. Geen zinnen nog, maar brokstukken van een verhaal dat zich ergens verbergt. Soms, wanneer ik door de straten dwaal, kruipt zo’n zin naar buiten. Een scheur in een muur, een man in een jas vol vlekken en geheime zakken – wat verbindt hen? De stilte vult de gaten met mogelijkheden.
Ongeveer twintig jaar geleden, toen ik pas begon met schrijven, was het mijn vrouw Joyce die mijn woorden een podium gaf. Ze las alles wat ik schreef, of het nu onhandige schetsen waren of lange verhalen vol dwaalsporen. “Je woorden hebben kracht,” zei ze, en in haar stem lag een overtuiging die ik nog niet in mezelf voelde. Maar ik geloofde haar.
De boeken die ik toen las, waren meer dan ontsnappingen – ze waren mijn leermeesters*. Ze maakten de wereld groter en de details scherper. Ze leerden me kijken – echt kijken. Naar de lijnen in een gezicht, de beweging van een hand die aarzelend een tas opent, het gewicht van een stilte in een kamer. Het was alsof ik, door de bladzijden, een nieuwe taal leerde waarin alles betekenis kreeg.
Misschien lukt het me ooit een verhaal te schrijven dat beweegt zoals het leven zelf – schurend, prachtig, ongrijpbaar. Maar nu zit ik hier, achter mijn AlphaSmart 3000, gevangen tussen woorden die niet willen buigen en een verhaal dat zich maar half laat vangen. De cursor knippert ongeduldig op een leeg scherm, terwijl mijn gedachten afdwalen naar de Belgische Ardennen, naar een oude abdij, waarvan de muren onbekende verhalen fluisteren.
Het is alsof ik de abdij voor me zie, gehuld in mist, terwijl ik tast naar de juiste toon om haar geschiedenis tot leven te brengen. Hoe vertel ik over de cisterciënzermonniken die eeuwen geleden hun leven wijdden aan de stilte en de discipline, terwijl hun wereld langzaam veranderde? Over verboden liefdes, machtwellustelingen en de inquisitie? Hoe beschrijf ik de brandende bibliotheek en de chaos van de Franse Revolutie, zonder dat het klinkt als een geschiedkundige opsomming? En ondertussen vraagt het huiselijke leven – het in- en uitruimen van de vaatwasmachine, de boodschappen, het bereiden van het avondeten de stilte van een gewone doordeweekse dag – om aandacht. Mijn gedachten springen van het verleden naar het nu en weer terug.
Schrijven voelt als balanceren op een koord, gespannen tussen twee werelden. Hier, achter mijn bureau, worstel ik met zinnen die zich niet laten temmen, terwijl daar, in de verbeelding, de abdij zich steeds verder opent. Ik ruik de geur van vochtige stenen, hoor het zachte geruis van perkament dat wordt omgeslagen, zie de schimmen van mensen die allang verdwenen zijn.
Misschien vind ik straks weer de juiste woorden om de abdij en haar geheimen recht te doen. Tot die tijd wandel ik verder door dit landschap van verbeelding, struikelend, zoekend. Als je mee wil reizen, deel dan je verhalen. Misschien raken onze woorden elkaar, ergens tussen het getik van deze toetsen en de echo’s van een oude kloostergang.
*- Max Gorki, Lois Couperus, Tolstoj, Edward Rutherfurd, Bart van Loo, Pieter Waterdrinker, Topol en Nesnansky e.v.a.