274 woorden, 1 minuut leestijd
Het herschrijven van een eerste versie dat leek ooit simpel. Het was een kwestie van de boel bijschaven, wat woorden vervangen, en hop – klaar. Dat was voordat ik ontdekte dat mijn zinnen zo eigenwijs als katten zijn. Het hele proces lijkt inmiddels op het opvoeden van een stelletje tieners; hoe meer ik stuur, hoe meer ze terugpraten.
Ik begin altijd hoopvol. Deze keer zal het echt niet lang duren, denk ik. Ik heb de grote lijnen, de personages zijn al aardig gevormd, en de meeste scènes… nou ja, ze lijken in orde. Maar dan staar ik naar die ene zin die daar zo gewoontjes tussen staat, en ik weet dat er iets niet klopt. Vervolgens verandert die ene zin in twee, drie, tien zinnen die moeten worden aangepakt. En voor ik het weet, herschrijf ik niet alleen de zinnen, maar de hele opzet, alsof ik een receptenboek herschrijf terwijl ik alleen het zout moest aanpassen.
Soms zit ik dan te werken, mijn koffie koud en mijn rug verkrampt, en vraag ik me af of er ooit een einde aan komt. Ik herschik woorden, overweeg synoniemen, en laat een alinea weg die ik ooit geniaal vond. Inmiddels herken ik mezelf nauwelijks terug in wat ik schrijf – een bescheiden persoonlijkheid, iemand die niet half zoveel praat als in mijn eerste versie.
Toch, ergens tegen het einde van zo’n avondje herschrijven zie ik het licht. Er zijn zinnen die eindelijk passen, passages die niet langer tegen me schreeuwen. En ineens voelt het verhaal – al was het maar voor vijf minuten – alsof het bijna goed is. Totdat ik de volgende dag alles weer open en me afvraag wat ik dacht.
Maar het komt ooit af, en kun jij het lezen.