In het oude dorpje Bethanië, omgeven door de warme gloed van Jeruzalem, leefde een bijzondere familie – Lazarus, Maria en Martha. Hun huis, een oase van gastvrijheid te midden van de droge stoffige wegen, was vaak het toevluchtsoord voor reizigers en vrienden, maar bovenal voor een man genaamd Jezus.
Het was op een dag, zoals vele anderen, dat het nieuws van Lazarus’ ziekte de wind ving en zich als een lopend vuurtje verspreidde door de straten van Bethanië. Maria en Martha, verontrust en bezorgd, zonden een boodschap naar Jezus, een man van wie ze wisten dat hij de kracht bezat om zieken te genezen en levens te transformeren. Maar de dagen verstreken zonder een teken van zijn komst, en Lazarus’ toestand verslechterde snel.



Toen Jezus eindelijk arriveerde, was het te laat. Lazarus was al gestorven en begraven, en de rouw omhulde het huis van Martha en Maria als een donkere wolk. Verdrietig maar vastberaden, wierpen ze zich voor de voeten van Jezus en uitten hun pijnlijke verwijten. “Als u eerder was gekomen, zou mijn broer nog leven,” fluisterde Martha met gebroken stem.
Maar Jezus, diep geroerd door hun verdriet, vroeg om naar het graf van Lazarus geleid te worden. En daar, te midden van het stille graf, beval hij met luide stem dat de steen werd weggerold. Martha, aarzelend en bezorgd om de onvermijdelijke geur van ontbinding, smeekte hem om terughoudendheid. Maar Jezus’ ogen schenen met een kracht die de angst verdrong, en met een stem doordrongen van goddelijke autoriteit riep hij: “Lazarus, kom naar buiten!”
En tot verbazing van allen die aanwezig waren, gehoorzaamde het graf. Lazarus, nog gehuld in zijn grafdoeken, stapte naar buiten, levend en wel, een wonderbaarlijke getuigenis van Jezus’ macht over leven en dood.
Het nieuws van dit wonder verspreidde zich als een lopend vuurtje door de omliggende dorpen, en velen kwamen om te zien en te geloven in de macht van de man genaamd Jezus. Maar voor Lazarus, Maria en Martha was dit moment meer dan alleen een wonder – het was een bevestiging van hun geloof en een herinnering aan de diepe vriendschap die ze deelden met hun Heer.
In de dagen die volgden, waren Maria, Martha en Lazarus opnieuw te vinden aan de zijde van Jezus, hun huis vervuld met de warmte van zijn aanwezigheid en de belofte van eeuwig leven. En terwijl ze samen aan tafel zaten, werd Maria geïnspireerd door een onuitsprekelijke liefde en zalving Jezus’ voeten met kostbare olie, een daad van toewijding die de harten van allen die het aanschouwden, beroerde.