“Kom, stel je niet zo aan,” was mijn stoere reactie. “Kijk, ik ben ook niet bang, en ik ben pas 6,” voegde ik eraan toe, en maakte een paar kleine stapjes richting de gangdeur. Trillend en bevend van schrik verdween Truus achter de eettafel en ging voor het raam op de vensterbank zitten.
Ze trok het gordijn voor de zekerheid een stukje dicht, ver genoeg om het bij het minste geringste helemaal over zich heen te kunnen trekken. Het geluid in de gang zwakte verder af, maar ging geen seconde later over in een soort blazen en zacht gegrom.
Truus wilde iets zeggen, toen ineens de deur openvloog en vader binnenstapte met een jutezak over zijn schouder. Als door een wesp gestoken gooide hij de zak op de grond. Een klagende kreet klonk uit de zak, en als een duveltje uit een doosje kroop er met veel kabaal een rode kat uit. De haren stonden overeind en met zijn klauwen bleef hij vervaarlijk in de vloerbedekking haken. “Pas op!” riep vader, maar het was al te laat.
Met een sprong, zoals alleen een katachtige dat kan, vloog de kat recht op Truus af, die met een ruk het gordijn voor zich dichttrok. Mis. De kat klauwde meteen bovenin de gordijnen en blies naar mij. Ik bleef, alsof ik van schrik aan de grond genageld was. Diep van binnen moest ik toegeven dat ik ook ontzettend bang was. Truus kwam snel achter het gordijn vandaan en rende de gang op, gevolgd door vader en mij. Vader sloot de deur met een klap. “Gefeliciteerd met je vijfde verjaardag, Truus,” glimlachte hij nahijgend. “Heb je al een naam voor je kat?”