Een profeet genaamd Elia komt tevoorschijn uit de schaduwen, een eenzame figuur die opstaat tegen de stortvloed van afgoderij.
Met onwrikbare vastberadenheid gaat hij de confrontatie met Jezebel aan en daagt hij de profeten van Baäl uit voor een vurige wedstrijd, in een poging om de kracht van de God van Israël te bewijzen.
De spanning bereikt zijn hoogtepunt wanneer de profeten van Baäl, geleid door de manipulatie van Izebel, wanhopig proberen hun God aan te roepen om vuur op hun altaar te brengen.
Ze zingen, dansen en brengen zelfs zichzelf verwondingen toe, maar hun gebeden blijven onbeantwoord, een schril contrast met de schitterende vertoningen waarop ze hadden gehoopt.
De tekst gaat verder onder de foto’s



Elia stapt naar voren, zijn gezicht woest en vastberaden, en roept de naam van de God van Israël aan.
In een adembenemend moment daalt vuur neer uit de hemel en overspoelt het altaar in een vuurzee van goddelijke kracht.
Het volk beeft, getuige van de onmiskenbare manifestatie van de suprematie van de ware God.
De eens zo trotse en zelfverzekerde Izebel staat voor de menigte, haar koninklijke gelaat verbrijzeld. Haar ogen branden van schaamte en woede, haar gezicht is rood gekleurd.
Haar innemende schoonheid, ooit haar grootste wapen, lijkt nu verzwakt, overschaduwd door het gewicht van haar nederlaag.