Nu was er niets meer dat haar tegenhield. Maria liet de revolver zwaar op het dekbed ploffen en besloot zichzelf te verfrissen. Ze stapte zonder aarzelen over het stoffelijk overschot van haar voormalige medestander en slofte naar de aangrenzende wasruimte.
Lange nachten had Maria doorgebracht, verborgen achter stapels dossiers en obscure documenten, om de sluier te lichten die over Theo en zijn dubieuze organisatie hing. Hoeveel eenvoudiger zou het zijn geweest als Theo nog had kunnen spreken. Maar nu was hij niet meer in staat om ook maar iets uit te leggen; de echo’s van zijn laatste momenten waren slechts met bloed uitgesmeerd over het beddengoed en de muur van haar kamer.
Bij het betreden van de wasruimte zag Maria zichzelf in de spiegel. Haar normaal strakke, blonde haar hing nu ongekamd en verwilderd voor haar ogen. Bloedvlekken ontsierden haar gezicht en de avondjurk die ze zorgvuldig had gekozen voor deze confrontatie. Verleiding was haar strategie geweest om Theo binnen in haar web te krijgen, om hem aan het praten te krijgen. Daarom hadden ze zich in haar kamer bevonden, en daarom zou hij nooit meer ergens anders zijn. Ze had hem gerespecteerd, niet romantisch, maar als collega. Ze hadden jarenlang samengewerkt, maar een half jaar geleden begon Maria te beseffen dat er iets grondig mis was. Niet met hem persoonlijk, maar met de hele onderneming waarvoor ze werkten. Ze was toegetreden tot de organisatie om verandering teweeg te brengen, zich volledig bewust dat niet alles volgens het boekje ging, dat er soms mensen gewond raakten. Maar ze had geleerd dat deze incidenten veel frequenter voorkwamen dan verwacht. En niet zonder reden. Ze stond in de voorhoede, verbonden met een partner die op de hoogte was van de interne zaken, maar die verantwoordelijk was voor het in stand houden van de façade. Zolang het algemeen bekend was dat er enige corruptie binnen de organisatie was – iets wat nooit werd ontkend – gaven weinigen acht op de diepte van de verderfelijkheid.
Ze trok haar jurk uit en wierp deze in de wasbak. Ze ontdeed zich van haar overige kleding en greep een washandje van de plank, hield het onder de warme kraan en begon het bloed en ander vuil van haar gezicht en lichaam te spoelen. Ze voelde zich allesbehalve schoon, maar de spiegel weerkaatste het beeld van iemand die ogenschijnlijk onberispelijk was. Maria verliet de wasruimte, stapte nogmaals over Theo’s lichaam en ging naar de ladekast. Ze trok schone kleren aan, greep haar revolver en verliet het huis, de kille nacht in. Theo was slechts het begin.