Het zal in het jaar 1971 zijn geweest. In een verpauperde Utrechtse arbeiderswijk, globaal gelegen tussen de drukke Amsterdamsestraatweg, de stadsbuitengracht (Weerdsingel), het oude Centraal station en het spooremplacement, woonden in de toenmalige Wolfstraat drie zusjes, elk met een geest zo wild en vrij als de wind die door de straten tussen de onbewoonbaar verklaarde woningen danste. De oudste, laten we haar Truus noemen, was elf jaar jong, wijzer dan haar jaren en een natuurlijke leider. Ans, de middelste zus, was negen, met een hart vol dromen en een hoofd vol fantasierijke verhalen. De jongste, Gerrie, was pas vijf en haar ogen fonkelden van nieuwsgierigheid en verwondering over de wereld om haar heen.
Hun bescheiden huis, hoewel gevuld met liefde en gelach, had weinig materiële rijkdom. De zusjes deelden alles – van geheimen die in de nacht werden gefluisterd tot het weinige speelgoed dat ze hadden. Onder deze schatten bevond zich een Barbiepop, een prachtig figuur met gouden lokken en een jurk zo blauw als de zomerlucht. Deze pop was van Truus, een geschenk van een vervlogen verjaardag, maar in de geest van zusterschap deelde ze hem met Ans en Gerrie.
De Barbiepop werd het middelpunt van hun toneelstuk, de held van hun avonturen. Samen begonnen ze aan gewaagde zoektochten, verkenden onbekende gebieden en losten mysteries op die zelfs de scherpste geesten in hun denkbeeldige wereld verbijsterden. Hoe graag ze de pop ook deelden, elk van de zusjes verlangde heimelijk naar een eigen Barbie – een metgezel voor de eenzame momenten waarop de anderen weg waren.
Op een noodlottige dag, toen de herfst de bladeren in gouden en amberkleurige tinten kleurde, begonnen de zusjes aan hun gebruikelijke tocht over de weekmarkt aan het Paardenveld, waarbij hun pad werd geleid door het gelach dat uit hun lippen borrelde. Hun avontuur leidde hen naar de rand markt, waar de wijk-kerk een goede doel verkoop organiseerde. Tafels beladen met allerlei wonderen trokken hun aandacht, maar het was het speelgoedgedeelte dat hen met een onweerstaanbare aantrekkingskracht dichterbij trok.
Daar stonden tussen de legpuzzels en bordspellen drie Barbiepoppen, elk uniek in zijn schoonheid. De ogen van de zusjes werden groot van ongeloof. Het was alsof het universum had samengezworen om hun stille wensen te vervullen. Met het weinige geld dat ze hadden gespaard van hun wekelijkse zakgeld, bundelden ze hun middelen en benaderden met ingehouden adem de dame die de kraam bemande.
De dame, met een glimlach zo warm als de middagzon, zag de gretigheid in hun ogen en bood hen een deal aan die ze niet konden weigeren. De zusjes wisselden blikken en hun hart klopte van opwinding. Ze knikten instemmend, en zomaar werd elk zusje de trotse eigenaar van een Barbiepop.
Terwijl ze naar huis liepen, met lichte stappen en een melodie van vreugde in hun stemmen, konden ze niet anders dan zich verbazen over de toevalligheid van dit alles. Elk zusje had een Barbiepop die ze de hare kon noemen, maar de band die ze deelden werd alleen maar sterker. De poppen vertegenwoordigden niet alleen speelgoed; ze symboliseerden de dromen die ze samen hadden gekoesterd en de gedeelde momenten die het weefsel van hun zusterschap hadden geweven.
Vanaf die dag kregen hun avonturen een nieuwe dimensie. Met elk een Barbiepop in de hand creëerden ze werelden levendiger en verhalen betoverender. Hun verbeelding en geluk kende geen grenzen.
En zo werd het verhaal van de drie zusjes en hun Barbiepoppen een geliefd verhaal in de annalen van mijn familiegeschiedenis – een bewijs van de magie van de kindertijd, de kracht van dromen en de onverbrekelijke band van zusterschap die hen bij elkaar hield, door dik en dun. Ik zal eens vragen of ze hun Barbiepop nog op zolder hebben liggen.