Avontuurlijke en sombere gebeurtenissen van de Groenlandsvaarder (1)

Avontuurlijke en sombere gebeurtenissen van de Groenlandsvaarder (1)

Geraadpleegd via DBNL (KB, nationale bibliotheek)

Een reeks van avontuurlijke en sombere gebeurtenissen die de Groenlandvaarders hebben doorstaan (1).

In het jaar 1654 bevond Commandeur Ouwe Kees zich in het onherbergzame Groenland, een land van ijs en onmetelijke stilte. Na een lange dag van zware klimtochten, op zoek naar een zeldzaam soort bergflora, stond hij samen met zijn gast Bommel op de top van een van de grootste ijsbergen die ze ooit hadden gezien. De tijd leek stil te staan, terwijl ze drie uur lang met moeite omhoog kropen, slechts een mijl verder dan waar ze begonnen waren, wat minder dan een vierde van de hoogte van de berg was.

Ouwe Kees, met een vermoeide blik in zijn ogen en een knoop van frustratie in zijn maag, sprak tot Bommel: “Laten we teruggaan. Ik heb een eenvoudiger manier bedacht om naar beneden te komen dan te blijven lopen. Ik zal me laten glijden.” Met een mengeling van vastberadenheid en wanhoop begon hij zijn afdaling, en de immense ijsvlakte leek onder hem te bewegen als een levende entiteit. De wereld om hem heen vervaagde tot een grauwe massa, alsof hij door een mist van verloren hoop bewoog.

Bommel, die de commandant met enige jaloezie en bewondering had gevolgd, besloot het voorbeeld van Ouwe Kees te volgen. Zonder de ernst van de situatie volledig te doorgronden, begon hij met een speelse flair zijn eigen afdaling. Zijn gezichtsuitdrukking was ontspannen, met een zakdoek als een teken van onbezorgdheid over zijn hoofd zwaaiend, terwijl hij de commandant toeriep: “Pas op, commandant, ik kom erachteraan!”

De humor in Bommel’s aanpak verdween echter snel toen hij tegen een scherpe hoek van de ijsberg botste. In een dramatische en eindeloze val viel hij naar beneden, een sprongetje dat de Westerkerk van Amsterdam dubbel zou hebben kunnen vullen. De lucht om hem heen leek te krimpen tot een enkele werveling van angst en wanhoop.

Ondertussen had Ouwe Kees, met een moeizame en bijna gebroken vastberadenheid, eindelijk zijn glijpartij onder controle gekregen en was hij veilig aan de voet van de berg beland. Hij zocht wanhopig naar Bommel en vroeg zijn bemanning of ze hem hadden gezien. Hun stilte was een dreigend teken van een mogelijk fatale afloop. In de grimmige stilte van hun zoektocht begon Ouwe Kees te vrezen dat zijn metgezel misschien nooit meer zou terugkeren.

Maar toen, plotseling, klonk er een stem, helder en opgelucht, uit de diepten van de ijsbergen: “Hier ben ik, hier ben ik!” Bommel had zich met een wonderlijke veerkracht uit de situatie weten te redden. Hij zat onderaan de ijsberg, waar hij door de grillige sneeuw en ijs had gezwommen en geklommen. Ondanks de onvoorstelbare hoogte van zijn val, had hij met een schijnbare nonchalance slechts lichte verwondingen opgelopen, een stille getuigenis van de kracht van het menselijke doorzettingsvermogen tegen de overweldigende krachten van de natuur.

Het voorval dat hier wordt beschreven, en dat veel aanleiding heeft gegeven tot lachende opmerkingen, verdient een grondiger uitleg. Het betreft een avontuurlijke onderneming van Bommel, die het er met enige mazzel vanaf heeft gebracht, maar het had ook anders kunnen aflopen. Bommel, die met een zekere bravoure de berg van sneeuw en ijs beklom, probeerde op een manier naar beneden te komen die hem bekend voorkwam: glijdend en met een soort speelse roekeloosheid.

Zijn glijpartij, aanvankelijk misschien een manier om snel naar beneden te komen, eindigde in een dramatisch ongeluk. De bergen van ijs en steen, die aanvankelijk als onschuldige witte massa leken, gaven hem geen genade. Een grote brok ijs of een rotsblok viel los, en verpletterde hem op een manier die zijn lichaam in duizend stukken deed uiteenvallen. Het leek alsof de onverschillige natuur hem niet alleen opving, maar hem ook verder vertrapte en verscheurde. Zijn lichaam werd in stukken gescheurd en vermalen door de natuur, en bleef daar liggen om door wilde dieren te worden opgegeten.

Aan de jonge lezer wil ik zeggen: wees voorzichtig en vermijd onnodige risico’s. Klim niet op vlaggenmasten, torens, of andere gevaarlijke objecten tenzij het echt noodzakelijk is. Grote daden en dappere fratsen zijn vaak overbodig en kunnen je duur komen te staan. Als je in de zomer wilt zwemmen, doe het dan op een veilige manier en in alle rust.

Het is een troost dat je kunt leren van de ervaringen van anderen, maar je hoeft niet elke riskante onderneming na te volgen. Het springen van hoge bruggen, pieren, of leuningen kan leiden tot ernstige gevolgen. Het is slechts een vorm van roekeloosheid die niet belonend is. Wie zich waagt aan zulke avonturen, kan vaak niet meer dan een handvol wind en een vage herinnering verwachten.

Verhalen van dergelijke roekeloosheid worden vaak verteld en besproken, maar niet iedereen haalt de top. Het is onverstandig om zulke gevaarlijke ondernemingen na te volgen. Denk aan de persoon die zichzelf door een sprongetje ernstig verwondde of aan degene die nog steeds onder water aan een paal hangt. Deze verhalen zijn voorbeelden van wat er mis kan gaan wanneer je je grenzen niet respecteert.

Een waaghals doet vaak dingen die absoluut niet nodig zijn en dit heeft hem vaak veel verdriet en ellende gebracht. Het is deugdzaam en wijs om gevaar te vermijden en voorzichtig te handelen waar mogelijk.