Geraadpleegd via DBNL (KB, nationale bibliotheek)
Een reeks van avontuurlijke en sombere gebeurtenissen die de Groenlandvaarders hebben doorstaan (3).
Op een koude ochtend in het verre Groenland, met de ijsvlakten die als een bevroren zee uitgestrekt lagen, had de commandant Jan Louweriss Pit, aan boord van het schip de Bleeker, een vis gevangen en geflenst. Na de vermoeiende arbeid zocht hij even rust en beval hij de stuurman om met de sloep op de uitkijk te blijven. De storm die plotseling opsteeg, echter, veranderde het rustige ijs in een woeste oceaan van schuimende golven. De schotsen barstten en het schip werd vastgezet in een onontkoombare greep van het ijs.
De commandant gaf het bevel om de voorste zeilen te lossen en dieper in het ijs te zeilen, maar het roer hing als een verloren tak boven het water. De bemanning, die wanhopig probeerde het schip uit de greep van de ijsmassa te bevrijden, raakte in de problemen. In hun pogingen om te ontsnappen, klommen ze met 27 mannen op de losse schotsen en zagen zich geconfronteerd met de noodzaak om over het ijs te trekken, gewapend met niets dan hun moed en de onverzettelijke wil om te overleven.
Na een dag van uitputtende strijd tegen de elementen, en zonder uitzicht op bevrijding, besloot de commandant om met de sloepen en wat proviand hij kon bemachtigen, de overtocht te wagen. Met elke stap die ze zetten over het verraderlijke ijs, voelde de commandant de last van de verantwoordelijkheid op zijn schouders drukken. Hij herinnerde zich de woorden die hij had gesproken tegen zijn bemanning: “Wie mij en zijn leven liefheeft, mag mij volgen. Wie blijft, kan blijven; wie gaat, mag gaan. Maar weet dit: als je nu van het schip afgaat en na dagen van strijd en moeite niet verder kunt komen, mag je niet verwachten hier terug te keren.” De situatie was kritisch, de sfeer gespannen en het ijs leek met elk uur kouder en harder.
Na een tijd van dappere strijd, die als een lange reis door een eindeloze winter leek, kwam er eindelijk verlichting. Tussen de verschrikkelijke stormen en het kille, onverbiddelijke ijs, was er plotseling een breuk in de watermassa. De schepen, die vastzaten in het ijs, kwamen los en konden eindelijk met behulp van de wind en het ijs weer vooruitkomen. Na een periode van onbeschrijfelijke spanning en ontberingen, bereikten ze de Zuiderbaai en keerde het schip terug naar de veiligheid van hun thuisbasis.
In het jaar 1678, op een dag in juli, was het schip de Eendragt onder leiding van commandant Jan Dirksz. Veen op de hoogte van 76 graden. Na een ongebruikelijke vangst van 22 vissen, ontdekte hij een overblijfsel van een ander schip op het ijs. Ondanks de enorme kou en de dreigende aanwezigheid van ijsberen, wist hij de vissen veilig te bergen. Toen een nieuw gevaar dreigde – een immense ijsplaat die naar hen toe drijft – klom hij snel in de voortmars om te zien wat er aan de hand was. Het schip, gevangen in een verschrikkelijke wurggreep van het ijs, werd op het laatste moment gered door de moed van de commandant en zijn bemanning, die hun leven op het spel zetten om de vis en hun schip te redden.
De geschiedenis vertelt van heldenmoed en overleving, van mensen die met een onverzettelijke geest en een ontembare wil om te overleven, door de verschrikkelijkste omstandigheden wisten te worstelen en te overwinnen. Hun verhalen zijn een getuigenis van de kracht van de menselijke geest en de schoonheid van onbreekbare vastberadenheid, zelfs in de onherbergzaamste uithoeken van de aarde.