Marianne Journealt

Marianne Journealt

Madame Journealt, mijn buurvrouw aan de overkant van de weg, is een vrouw van vermoedelijk rond de 65 jaar oud. Haar kledingkast lijkt niet meer te bevatten dan een verschoten groene jurk met daaroverheen een schort met bloemmotief, zoals mijn oma droeg in de jaren 60. Haar kledingkast moet over niet meer beschikken dan een verschoten groene jurk met daaroverheen een schort met bloemmotief zoals mijn oma ze droeg in de jaren 60. Ze woont teruggetrokken en alleen in wat eens een prachtig wit huisje met lavendelblauwe luiken moet zijn geweest, nog niet zo heel lang geleden een pareltje tussen de andere huizen hier aan de Rue de Nantes en nu met flink wat achterstallig onderhoud waar een schilder veel werk aan zal hebben. De buren ziet ze niet, wil ze ook eigenlijk niet zien, ze redt het alleen ook wel, tot nu toe. Familie komt er zelden over de vloer. Ja, ze heeft een dochter, maar deze woont nota bene met haar 3 kinderen, haar kleinkinderen in Quebec, aan de andere kant van de Oceaan. Het moet eeuwen geleden geweest zijn dat deze nog op visite waren bij haar thuis.

Ze ziet wat witjes, of beter gezegd een beetje grijzig. Er hangt een soort van grijze sluier over haar gezicht, vermoedelijk veroorzaakt door een innig verdriet of wie weet, een verborgen kwaal. Wat het ook is, het is iets met veel pijn. Ze is niet het type mens dat met zoiets te koop loopt, laat staan dat ze het aan bekenden of onbekenden prijsgeeft. Het lijkt me ook geen type dat graag klaagt of überhaupt rondloopt om haar verhaal kwijt te kunnen, laat staan te roddelen over wat en wie dan ook. Je zou het bescheidenheid kunnen noemen, maar volgens mij is ze graag op zichzelf, niemand tot last. Door haar dunne grijze haar, zie je bovenop haar kruin haar hoofdhuid duidelijk doorschemeren. Erg groot is ze niet, ik schat haar hooguit 1 meter 55, dus velen hebben zicht op haar zomers door het zonnetje rood verbrandde hoofdhuid. Ik heb haar tot vandaag nooit zien lachen, wat ze aan verdriet of pijn bij zich heeft moet zwaar te dragen zijn voor haar.

Haar amandelbruine ogen lijken altijd naar iets in de verte uit te zien. Iets wat komen gaat, waar ze graag aan denkt. Of is het een melancholisch trekje dat ze zich in gedachten terugtrekt naar een ver verleden, een vrolijk, zorgeloos en gelukkig verleden misschien? Door de vettige bril op haar neus denk ik dat ze niet zoveel ziet, niet in het heden, maar ook niet waar ze naar uit- of terugkijkt. Elke 2 dagen loopt ze geheel afwezig, ver voor zich uit starend de 500 meter naar de dichtstbijzijnde supermarkt. Daar ken ik haar van en daar kennen ze haar ook, groeten ze haar beleefd als ze rustig binnen komt strompelen. En ook daar kunnen ze naar haar verdriet of pijn alleen maar raden. Ongevraagd krijgt ze hulp bij het kiezen van haar boodschappen, wordt haar mandje, achter haar aan naar de kassa gedragen. Ze kijkt daarbij meestal of ze er niet van gediend is, ze voelt zich duidelijk opgelaten, maar laat het allemaal maar begaan, volgzaam als ze is.

Vandaag zag ik dan eindelijk, na de paar maanden dat ik van haar aanwezigheid weet, iets wat op een glimlach lijkt. Ze merkte dat ik haar van een afstandje gadesloeg, inschattend wat ze zou kunnen zijn. “Bonjour voisin, y a-t-il quelque chose à voir?”, of iets in die geest groette zij mij met broze stem. ‘Goedemorgen buurvrouw, ik zie alleen maar mooie dingen vandaag’, groette ik terug, stak de straat over naar haar zijde en weet sinds vandaag niet alleen haar voornaam, maar ook ineens heel veel andere dingen van mijn buurvrouw.