Ameland

Ameland

Ooit, in een lang vervlogen verleden rond het jaar 1400, zag men vanaf de terpen in het noorden van Friesland aan de overzijde het eiland Ameland liggen. Daar, op een van die terpen aan de oever van de Waddenzee, woonden eens twee broers, de oudste zonen van een veerman. Al van kinds af aan voeren ze met hun vader heen en weer naar het eiland om Benedictijner kloosterlingen en andere passanten over te zetten. De beloning was mager: 5 cent per persoon.

Het werk was zeer eentonig en weinig uitdagend. Daarom besloot de jongste van de twee zijn aandeel in de veerdienst aan zijn oudere broer te schenken en, nieuwsgierig geworden door de verhalen van de kloosterlingen, toe te treden tot het Benedictijnenklooster in Ferwerd, Friesland.

Na vele jaren van devotie, meditatie, veel bidden en een innerlijke zoektocht naar verborgen krachten, werd hij door de Abdis Prior naar Ameland gezonden om daar zijn laatste beproeving te ondergaan. Op weg daarheen kon hij niet anders dan zijn ouderlijk huis passeren en daar aankloppen. Na een hartelijk ontvangst vol omhelzingen en vreugdetranen vertelde men elkaar hoe ieders leven verlopen was.

Na enige tijd nam de monnik, met een snik en tranen in zijn hart afscheid, en na vele goede wensen over en weer liepen de beide broers naar het veerbootje, de een om over te zetten en de ander om naar de overkant gebracht te worden.

Bij het bootje aangekomen vroeg “broer-veerman” aan zijn broer de monnik: ‘Wat heb je nu eigenlijk allemaal in het klooster geleerd de afgelopen 8 jaar?’

‘Ik zal het je laten zien’, zei de monnik, en hij daalde de terp af naar de oever van de Waddenzee en stapte over het water naar de overkant, zwaaide onderweg nog eenmaal en verdween langzaam aan de horizon, richting het eiland.

‘Dan is, wat hij in die acht jaar geleerd heeft in het Benedictijnenklooster, precies 5 centen waard,’ zei de veerman en ging in zijn bootje zitten, wachtend om de volgende over te mogen zetten.